Bouwkunst
Op de hele wereld staan bijzondere gebouwen. Sommige zijn oud, andere nieuw. Er zijn gebouwen om in te wonen, te werken, te sporten of te bidden. Soms zijn ze groot, soms klein. Eén ding hebben al deze gebouwen gemeen: er was veel kennis, handigheid en creativiteit nodig om ze te maken. Daarom spreken we van 'bouwkunst'.
Vroeger bouwden de mensen met het materiaal dat in de buurt te vinden was. In Groenland bijvoorbeeld bouwden de Inuits iglo's van sneeuw. In Nederland groeiden veel bomen. Daarom waren de huizen hier van hout.
Nu is het gemakkelijk om materiaal uit het buitenland te halen. Ook zijn er nieuwe materialen uitgevonden. Met deze materialen kun je een gebouw een heel speciale vorm geven.
De Oostenrijkse architect Hundertwasser bouwde veel kleurrijke gebouwen met golvende muren. In het Limburgse Houthem staat een hotel voor gezinnen met een gehandicapt kind.
Materialen en stijlen
Lang geleden maakten mensen al heel opmerkelijke gebouwen. Denk maar aan de piramides in Egypte. Die zijn ongeveer 4500 jaar oud. Niemand weet precies hoe ze gebouwd zijn. In die tijd was het wiel nog niet uitgevonden. Ook bestonden er nog geen hijskranen.
Van de Romeinen weten we wel hoe ze bouwden. Toen zij tweeduizend jaar geleden in ons land kwamen, bouwden zij huizen van bakstenen. Deze stenen waren gemaakt van gebakken klei. De Romeinen gebruikten ook al beton. Beton bestaat uit zand, steentjes en cement, een mengsel van kalk, klei en water. Beton dat nog nat is, kun je in allerlei vormen gieten. Als het droog is, is het keihard. Beton is dus al een heel oud materiaal, net als glas. Alleen duurde het lang voordat men een methode ontdekte om grote glasplaten te maken. Het begon lang geleden met kleine glazen ruitjes. Die werden met lood bij elkaar gehouden. Zo ontstonden de glas-in-loodramen. Op die manier kon je toch grote vensters maken.
De vorm en de versiering van een gebouw noemen we de stijl. Een gebouw kan rechte hoeken en lijnen hebben. Of juist ronde en gebogen. Het kan veel versieringen hebben of rustig en sober zijn. De stijl van een gebouw heeft te maken met mode en smaak. Net als bij kleding. De mode was vroeger anders dan nu. Dat geldt ook voor gebouwen. De stijl van de Grieken en Romeinen noemen we klassiek. In de klassieke stijl is symmetrie belangrijk. Dat betekent dat de linker- en rechterkant een spiegelbeeld van elkaar zijn.
Hoge en oude gebouwen
De ontwerper van een gebouw is de architect. Architecten hebben vaak hun eigen stijl. Door moderne materialen, zoals staal, heeft een architect nu andere mogelijkheden dan vroeger. In een stad worden vaak hoge gebouwen gezet, omdat de grond duur is. Daar komt staal goed van pas, want dat is heel sterk. De eerste gebouwen met een stalen geraamte waren tien verdiepingen hoog. Later kwamen er flats van meer dan honderd verdiepingen. Ze werden wolkenkrabbers genoemd omdat ze zo hoog waren.
Veel mensen genieten van oude gebouwen. Niet alleen omdat die mooi of bijzonder zijn. Maar ook omdat ze iets vertellen over het leven in een andere tijd. Ook in Nederland staan veel gebouwen uit vroegere tijden. Een bijzonder gebouw kan worden aangewezen als monument. Een monument mag niet zomaar worden afgebroken of verbouwd. Om de gebouwen goed te houden, moeten ze af en toe opgeknapt worden. Restaureren betekent dat je ze zo opknapt, dat ze er weer als vroeger uitzien.
In Nederland heb je niet alleen monumenten in de stad. Ook dit dorp Barsingerhorn is een monument. Je kunt goed zien hoe de dorpsbewoners vroeger woonden.