Burgerschap
Inwoners van een land noem je ook wel burgers. Burgerschap betekent dat je deel uitmaakt van de
samenleving. Bij goed burgerschap hoort dat mensen goed samenleven. Dat kan alleen als ze rekening houden met elkaar. Als ze weten wat hun rechten en plichten zijn: die staan in de
Grondwet.
Op school leer je al hoe je goed met elkaar kunt omgaan. De school is een samenleving in het klein. Net als inwoners van een stad of een land, zijn kinderen onderling heel verschillend. Ze hebben bijvoorbeeld niet allemaal dezelfde godsdienst. En ze kunnen er heel verschillend uitzien. Er zijn ook overeenkomsten: ze zitten samen in een groep en ze zijn leeftijdsgenoten. Kinderen leren dat het belangrijk is om goed met elkaar om te gaan, ondanks de verschillen. Iedereen voelt zich prettiger in een positieve omgeving.
Samen kunnen we ervoor zorgen dat Nederland een fijn land is om in te wonen. Daar kun jij ook aan meehelpen.
Vroeger
Alle inwoners in Nederland zijn gelijk en iedereen heeft recht op een eigen mening. Dat is nu heel gewoon, maar vroeger was dat niet zo. In de 17e eeuw (1600-1700) bijvoorbeeld, bepaalden edelen en rijke burgers hoe de samenleving eruit zag. Arme mensen hadden niets te vertellen.
Het duurde nog tot in de 20e eeuw (1900-2000) voordat alle mensen in Nederland
kiesrecht kregen. Dat gebeurde in 1919. In die eeuw zorgde de regering er ook voor dat alle burgers het beter kregen. Er kwam bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen.
Wat kun jij doen?
Voor
actief burgerschap heb je kennis en vaardigheden nodig, je moet bijvoorbeeld kunnen debatteren. Bij goed burgerschap hoort ook dat je probeert goed om te gaan met andere mensen. Soms is dat lastig. Mensen begrijpen elkaar niet altijd, omdat ze verschillende gewoonten hebben, anders zijn opgevoed of niet dezelfde taal spreken.
Op basisscholen zitten kinderen die in het buitenland geboren zijn, of een andere godsdienst hebben. Door met elkaar te praten over de verschillen in
cultuur, kun je elkaar beter begrijpen. Zo kun je leren om rekening met elkaar te houden.
In Nederland wonen mensen die gevlucht zijn voor de oorlog in hun eigen land. Die mensen hebben een
verblijfsvergunning nodig. Maar om je hier thuis te voelen, heb je meer nodig. Ze moeten bijvoorbeeld de taal leren en ontdekken hoe wij in Nederland met elkaar omgaan. Dat is voor veel nieuwkomers moeilijk.
Hoe oud je bent is niet belangrijk bij actief burgerschap. Ook jongeren kunnen iets doen voor anderen. Soms hoort het bij hun programma op de middelbare school. Dan noem je het een maatschappelijk stage.
Hoe kun je zelf een actief burger worden? Kinderen mogen nog niet werken, maar je kunt wel al jong
participeren in de samenleving. Je kunt bijvoorbeeld boodschappen doen voor iemand die dat zelf niet kan. Ook kun je met je klas een brief naar de gemeente sturen over een gevaarlijke verkeerssituatie.
En als je het leuk vindt om te debatteren, kun je later misschien in de politiek gaan. Dan kun je jouw ideeën en wensen over de samenleving duidelijk maken. Door lid te worden van de leerlingenraad op school kun je veel ervaring op doen. Je maakt samen met de andere leden een plan, bijvoorbeeld om het schoolplein aantrekkelijker te maken. De leden van de leerlingenraad vergaderen en discussiëren. Je moet daarbij luisteren naar de mening van een ander en je moet je eigen mening kunnen verdedigen. En als het plan klaar is, moet je het goed kunnen presenteren, zodat de directeur ervan overtuigd raakt dat het een goed plan is om uit te voeren.
Dit is een samenvatting van Informatieboekje 53 Burgerschap