De Europese Unie
Na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) lag half Europa in puin. Zes Europese landen vonden dat er nooit meer oorlog mocht komen. Zij besloten te gaan samenwerken. In 1951 richtten ze de EGKS op: de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. De zes landen gingen in 1957 verder als de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. De EEG-landen verbeterden de handel met elkaar. Zo groeide de welvaart. Steeds meer landen sloten zich in de loop der jaren bij de EEG aan. In 1993 veranderde de naam in Europese Unie (EU). Rijke EU-landen hielpen de armere, zodat ook daar de welvaart groeide.
Een land dat lid wil worden, moet een democratie zijn. De inwoners moeten gelijk en eerlijk behandeld worden. Als een land niet aan deze voorwaarden voldoet, mag het geen lid worden.
De blauwe vlag met gele sterren werd in 1985 gekozen als officiële vlag van de EU. De kring van twaalf sterren is een teken van de eenheid binnen de unie.
Het bestuur
Wie is de baas in de EU? Er zijn drie instellingen die samen de Europese Unie besturen. De eerste instelling is de Europese Commissie. Die bestaat uit 27 commissarissen, uit elk land één. Alle commissarissen gaan over één onderdeel, bijvoorbeeld vervoer of energie. Ze controleren of landen zich aan de EU-wetten houden. Ook stellen ze nieuwe wetten voor. Die sturen ze naar het Europees Parlement, de tweede instelling. Als het parlement de wet niet goed vindt, moet de commissie de wet aanpassen. Net zolang tot de meerderheid vóór stemt. Het parlement kan ook commissarissen ontslaan als zij hun werk niet goed doen. Als het parlement en de commissie het eens zijn over een wet, moet die nog worden goedgekeurd door de Raad van Ministers, de derde instelling. Deze raad bestaat uit ministers van de EU-landen. Welke ministers dat zijn, hangt af van het onderwerp. Gaat het over de aanpak van de misdaad, dan vergaderen de ministers van Justitie. Pas als de raad vóór stemt, kan een wet doorgaan.
Een belangrijke stad voor de unie is Brussel in België. Daar werken wel zo'n 20 duizend EU-ambtenaren. De meesten doen dat in de kantoren van de Europese Commissie. Ook de parlementsleden werken in Brussel. Het parlement vergadert elke maand ongeveer vier dagen in de Franse stad Straatsburg. De parlementsleden en duizenden ambtenaren reizen daarvoor van Brussel naar Straatsburg en weer terug. Vrachtwagens vol spullen en papieren rijden mee. Het zou veel goedkoper zijn om in Brussel te vergaderen. Veel mensen zouden dat graag willen, maar Frankrijk is ertegen.
Het Europees Parlement wordt gekozen door de inwoners van de EU. Vanaf achttien jaar mag je stemmen. De verkiezingen worden om de vijf jaar gehouden.
Voordelen
De grenzen tussen meeste Europese landen zijn open. Sommige landen blijven wel hun eigen grenzen controleren. Bijvoorbeeld Engeland en Ierland. De open grenzen gelden voor mensen én goederen. Dat scheelt veel tijd, want vrachtwagens en treinen kunnen nu zo doorrijden.
Sinds 2002 hebben veel EU-landen een gemeenschappelijke munteenheid: de euro. Dat maakt de handel gemakkelijker. Niet alle EU-landen willen hieraan meedoen. Sommige mogen nog niet. Eerst moet het beter gaan met hun economie.
Als inwoner van de unie mag je in een ander EU-land wonen en werken. Wel moet je genoeg geld verdienen, zodat het land jou niets hoeft te geven. Veel inwoners van Polen of Bulgarije komen hier werken. En wat denk jij van wonen in een Pools dorp, of van een baan in het zonnige Italië? Dat kan allemaal door de Europese Unie.