De fabriek van vroeger
Pindakaas, een fiets of een spelcomputer. Wat hebben die met elkaar te maken? Ze worden allemaal gemaakt in een fabriek. Fabrieken bestaan al heel lang. In fabrieken van honderd jaar geleden of ouder stonden grote machines die veel lawaai maakten. De lucht was ongezond en er was weinig licht.
In de fabrieken van nu zijn de machines stiller en schoner. Veel werk wordt gedaan door computers en robots, daarom werken er minders
arbeiders.
Vroeger stonden fabrieken vaak midden in de stad, bijvoorbeeld in de haven of langs een spoorlijn. Nu liggen de meeste fabrieken op speciale
industrieterreinen buiten de stad.
© The Granger Collection/Lineair, Arnhem
In een fabriek was ruimte voor grote machines. Er werkten mannen, vrouwen en kinderen.
Nieuwe machines
De eerste fabrieken ontstonden in de 18de eeuw (1700-1800). Vóór die tijd werd kleding thuis met de hand gemaakt. Maar dat ging veel te langzaam. De bevolking begon in die tijd flink te groeien. Uitvinders bedachten daarom nieuwe machines die sneller méér kleding konden maken. Deze machines pasten niet in een huiskamer. Daarom werden fabrieken gebouwd. Voor de mensen was dit een enorme verandering. We noemen dat de
Industriële Revolutie.
De eerste fabrieken stonden vaak langs een rivier. Daar werd gebruikt gemaakt van
waterkracht. Er werden bijvoorbeeld sigaren, ijs en schoenen gemaakt.
Later werd er een machine uitgevonden die andere machines in beweging kon zetten. Nu hoefden de fabrieken niet langer langs een rivier te staan. Een fabriek kon in een dorp of een stad gebouwd worden. De arbeiders gingen in de buurt van de fabriek wonen. Ze gingen meestal te voet naar hun werk. Soms werden speciaal voor de arbeiders huizen gebouwd. Vaak waren dit kleine huizen waar grote gezinnen woonden.
© Spaarnestad Photo/HH, Amsterdam
Grote gezinnen woonden vaak in kleine huizen.
Kinderen in de fabriek
Het werk in de fabriek was zwaar. De arbeiders werkten soms zestien uur op een dag, ook op zaterdag. Ze kregen maar weinig loon. Wie ziek werd, kreeg helemaal geen loon meer. Omdat het
loon zo laag was, moesten ook vrouwen en kinderen meewerken. De fabrieksdirecteuren wilden graag kinderen laten werken. Zij waren erg goedkoop. En omdat ze klein en handig waren, moesten ze vaak gevaarlijke klusjes doen. Mensen vonden
kinderarbeid slecht, maar het duurde nog tot 1874 voordat het verboden werd om kinderen in de fabriek te laten werken.
Arbeiders kregen weinig loon en de directeuren verdienden veel geld. Dat vonden veel arbeiders niet eerlijk. Maar als je daar iets van zei, werd je ontslagen. Arbeiders gingen daarom samen protesteren. Ze richtten een
vakbond op. Veel arbeiders werden lid en daardoor kregen de vakbonden meer macht. Langzaam kregen de arbeiders het beter.
Museum
De meeste fabrieken uit het begin van de industriële revolutie zijn afgebroken. Toch staan de gebouwen op sommige plaatsen nog wel. Meestal zijn ze van binnen verbouwd en is het een museum geworden of een theater. Nu de oude fabrieken zijn opgeknapt, vinden mensen het leuk om ze te bezoeken. Daar dachten de arbeiders vroeger anders over. Na een lange dag werken gingen ze graag naar huis.
Dit is een samenvatting van Junior-Informatieboekje 315 De fabriek van vroeger.