Dieren in de winter
Veel dieren zijn altijd buiten, ook in de winter. Hazen en reeën, mezen, schapen, allemaal kunnen ze tegen de kou, zelfs als het vriest. Hoe blijven ze warm? Omdat ze een soort kachel in hun lijf hebben die ervoor zorgt dat het bloed warm blijft. Die dieren noem je
warmbloedig. Ook mensen zijn warmbloedig. Andere dieren worden bijna net zo koud als hun omgeving. Vissen, kikkers, hagedissen, slangen en spinnen zijn
koudbloedig
Om warm te blijven en te bewegen, is veel energie nodig. Daarom moeten dieren en mensen extra eten in de winter. Voor wilde dieren is het vaak moeilijk om in de winter aan eten te komen. Ze hebben honger en krijgen het koud.
© Buiten-Beeld/HH, Den Haag
In de winter heeft de blauwe reiger het niet makkelijk.
Warmere plek
Veel dieren zoeken een warmere plek op in de winter. Bijvoorbeeld in een stad, waar het een paar graden warmer is dan in het veld. Of diep onder de grond. Of ver weg, naar het warme zuiden.
Trekvogels vliegen in de winter naar Zuid-Europa of soms nog verder, naar Afrika.
Wij hebben in de winter dikke kleren aan, dieren hebben veren, een vacht of lagen vet om warm te blijven. Dieren zoals dassen slapen veel in de winter. Ze houden
winterrust. Andere dieren zoals egels slapen de hele winter. Pas in het voorjaar worden ze wakker uit hun
winterslaap.
© Nature Picture Library/HH, Den Haag
Dassen bedekken de vloer van hun hol in het najaar met gedroogd gras. Daarna blijven ze de hele winter binnen.
Helpen of niet?
Veel dieren die je in de winter buiten ziet, kunnen dus wel tegen de kou. Toch kun je bijvoorbeeld tuinvogels wel wat
bijvoeren met zaden, graankorrels en pinda’s geven. Moet je ook andere wilde dieren extra te eten geven? Sommige mensen vinden van wel. Anderen zeggen dat de natuur zijn gang moet gaan. Als dieren honger hebben, dan is dat maar zo. Dat hoort bij de winter.