Kikkers en padden
Weet jij het verschil tussen kikkers en padden? Het verschil zit in de huid, de poten en de manier van bewegen. De kikker heeft lange gespierde achterpoten. Als hij zit, zijn de poten opgevouwen onder het lijf. Voor een sprong maakt de kikker zich helemaal lang. Kikkers kunnen ver springen. Padden springen niet, ze lopen en maken kleine hupjes. Hun achterpoten zijn kort.
In Nederland komen elf soorten kikkers en padden voor. Sommige soorten vind je in het hele land. Andere soorten leven alleen in een bepaald gebied, bijvoorbeeld in het
moeras.
Er zijn gebieden waar meerdere soorten kikkers en padden leven omdat er bossen, open vlaktes en water is. Voor iedere soort is er wel iets te vinden. Het Amsterdamse bos is zo’n gebied.
© Peter Twisk, 's-Hertogenbosch
Soorten
Kikkers en padden komen uit dezelfde familie, de
amfibieën. Ze komen bijna overal in de wereld voor. Behalve op de aller heetste en aller koudste plekken op aarde. Er bestaan meer dan vierduizend soorten kikkers en padden. De kleinste volwassen kikker is maar 1 centimeter lang. De grootste kan 32 centimeter lang worden. Bij kikkers en padden zijn de vrouwtjes meestal groter dan de mannetjes.
Kikkers en padden hebben geen oren op de kop, maar een soort platte schijven. Hier horen ze mee.
Hun ogen zijn bol. Die kunnen ze alle kanten op draaien, ook los van elkaar.
Kikkers en padden halen adem door de neus en de longen. Maar ook door de huid. Die is
poreus. Omdat ze ook door de huid genoeg water binnen krijgen, drinken ze nooit door de mond. De huid moet wel vochtig blijven, daarom leven ze in een natte of vochtige omgeving.
Hoe leven ze?
Overdag houden de meeste kikkers en padden zich schuil. ’s Nachts jagen ze op voedsel, bijvoorbeeld insecten, slakken, wormen en spinnen. Ze jagen met hun lange, kleverige tong. Die schiet ineens uit hun bek om een mug te vangen. De mug blijft aan de tong plakken.
Om vrouwtjes te lokken gaan de kikkermannetjes kwaken. Vooral de groene kikker kan er wat van.
In de herfst bewegen kikkers en padden steeds trager, ze zijn
koudbloedig. Als de temperatuur ’s nachts onder de zeven graden is, gaan ze in
winterslaap.
Na de winterslaap gaan mannetjes en vrouwtjes naar een sloot of vijver waar de jongen geboren worden. Misschien heb je wel eens kikkerdril zien drijven. Alle kikkers en padden leggen eitjes in het water. Sommige soorten gaan terug naar het water waar ze zelf geboren zijn. Onderweg zijn er allerlei gevaren, zoals roofdieren en autowegen. Tijdens de
paddentrek zijn er veel mensen die de padden helpen overzetten, zodat ze niet door een auto worden dood gereden.
Kikkers en padden zijn voedsel voor dieren en eten zelf ook dieren. Zo blijft de natuur in evenwicht. Kikkers en padden worden gegeten door bijvoorbeeld snoeken, reigers en ringslangen. Insecten, zoals muggen en slakken vormen het voedsel van kikkers en padden.
© J.Fieber/Lineair, Arnhem
Tijdens de paddentrek brengt het meisje alle dieren die in de emmer vallen, veilig naar de andere kant van de drukke weg.
Dit is een samenvatting van Junior-Informatieboekje 316 Kikkers en padden.