Natuurkunde
Je hangt ondersteboven in een achtbaan. Toch val je niet. Fietsen over asfalt gaat een stuk gemakkelijker dan door los zand. De bliksem is ingeslagen in de kerktoren. Dit zijn voorbeelden die met natuurkunde te maken hebben. Met natuurkunde kun je problemen oplossen en je kunt er raadsels mee verklaren. Natuurkunde is overal: in de regen, op de brug, in het lichtknopje en op de kermis. Natuurkunde is erg geschikt voor nieuwsgierige mensen.
Natuurkundigen proberen uit te vinden hoe geluid, licht, beweging en krachten werken. En hoe voorwerpen in evenwicht blijven. Dat noem je mechanica. Maar ze zoeken ook naar eenvoudige antwoorden op vragen als: waarom is het warm onder een donzen dekbed?
Natuurkundigen krijgen te maken met verschijnselen die ze niet snappen. Ze doen dan proeven om het verschijnsel te onderzoeken. Daardoor krijgen ze steeds meer kennis en kunnen ze het uiteindelijk verklaren.
© dpa/Lineair, Arnhem
Natuurkundigen doen allerlei proeven en onderzoek om antwoorden te vinden op vragen. Bijvoorbeeld hoe machines met laser werken. Deze natuurkundigen testen een nieuw soort lasermachine.
Kracht
Een belangrijk onderwerp in de natuurkunde is kracht. Er zijn veel soorten kracht. Jouw spieren geven je spierkracht. Daarmee kun je bijvoorbeeld een veer in elkaar drukken of uitrekken. De veer oefent veerkracht uit.
Een van de sterkste krachten is de zwaartekracht. Die werd ontdekt door de Engelsman Isaac Newton in 1666. Hij vroeg zich af waarom een appel op de grond valt en de maan niet. Hij bedacht dat de aarde aan alles trekt, aan appels, mensen, huizen, bruggen en kometen. Waarom de maan dan niet? Dat komt omdat de maan heel snel beweegt. De maan blijft steeds op dezelfde hoogte rondjes om de aarde draaien. Daardoor krijgt de aarde de maan niet te pakken.
Je kunt krachten vergroten door handige hulpmiddelen te gebruiken. De deurklink bijvoorbeeld. Je duwt hem naar beneden en de deur gaat open. Je gebruikt de deurklink als een hefboom. Andere voorbeelden van hefbomen zijn de schaar, de notenkraker en de ophaalbrug.
Elektriciteit
Door natuurkundig onderzoek heeft men ontdekt wat elektriciteit is. In 1752 kwam de Amerikaan Benjamin Franklin op de gedachte dat bliksem en stroom hetzelfde zijn. Hij deed een levensgevaarlijk experiment om dat te verklaren. Op die manier heeft hij de bliksemafleider bedacht. Hiermee zorgde hij ervoor dat gebouwen niet door de bliksem in brand vliegen.
Door de eeuwen heen hebben natuurkundigen veel nieuwe proeven gedaan met elektriciteit. Bijvoorbeeld hoe je elektriciteit kunt opwekken en vervoeren. Of hoe je elektriciteit kunt gebruiken om een lamp te laten branden. Er is tegenwoordig veel elektriciteit nodig, denk maar aan de tablet, de oven, de deurbel of de vriezer.
Een heel ander natuurkundig verschijnsel is dat warme lucht minder weegt dan koude lucht. Hier hebben de Franse broers Montgolfier handig gebruik van gemaakt. Zij gingen experimenteren met ballonnen en hete lucht. Uiteindelijk waren zij de uitvinders van de luchtballon waarmee mensen konden reizen.
© WB/Lineair, Arnhem
Tijdens de practicumlessen van natuurkunde doe je soms spannende experimenten.
In het voortgezet onderwijs krijg je het vak natuurkunde. Een deel van de lessen krijg je in het practicumlokaal. Tijdens zo’n experiment onderzoek je bijvoorbeeld of je zeepsop kunt laten branden door er aardgasbellen in te blazen.
Als jij van techniek houdt, nieuwsgierig bent en een uitvinder of denker bent, dan is natuurkunde een vak voor jou. Voor veel beroepen is kennis van natuurkunde noodzakelijk. Bijvoorbeeld als je architect wilt worden. Of als je energie wilt opwekken met windmolens.
Dit is een samenvatting van het Informatie-boekje 390 Natuurkunde.