Op kruistocht
Ongeveer duizend jaar geleden gingen zo'n honderdduizend mensen tegelijk op weg. Ze vertrokken te voet vanuit het westen van Europa naar Jeruzalem. Dat was ongeveer vijdduizend kilometer verderop. In Jeruzalem en het Heilige Land eromheen had Jezus geleefd. Daar lag het graf van Jezus. Al eeuwen gingen er christenen naartoe om te bidden. Dat zijn mensen die in God geloven. De moslims waren de baas in Jeruzalem. Op een dag liet de paus weten dat de moslims de reizigers naar Jeruzalem beroofden. En dat er christenen gevangen werden genomen, en soms vermoord. De paus riep de christenen daarom op om Jeruzalem te bevrijden. En zo begon de eerste kruistocht.
Veel kruisvaarders wisten niet waar Jeruzalem lag.
Een lange stoet
De christenen die op kruistocht gingen, waren kruisvaarders. Er liepen verder ridders en soldaten mee. Een bekende ridder uit de eerste kruistocht was Godfried van Bouillon. Hij was sterk en moedig. Ridders streden op een paard. Alle andere kruisvaarders waren voetvolk: ze streden te voet. Soldaten vochten met een lans. Er waren ook soldaten met een boog, de boogschutters. Sommige soldaten hadden nog nooit gevochten. Ze leerden het onderweg. Er liepen ook gewone mensen mee, zoals boeren en boerinnen. Er waren veel mannen bij, maar ook vrouwen en kinderen. De meeste mensen wisten niet waar ze aan begonnen. Ze wilden strijden voor hun geloof.
Zo zag een belegerings-toren eruit. Er werd flink gevochten om Jeruzalem binnen te komen.
De kruisvaarders liepen en liepen en liepen. Het was een gevaarlijke en lange tocht. De ridders en soldaten sliepen in tenten. De gewone mensen sliepen in kloosters of schuren of gewoon buiten, in het veld of in het bos. Na drie jaar kwamen ze eindelijk aan in Jeruzalem. Die stad had dikke muren. Je kon er niet zomaar naar binnen lopen. De kruisvaarders moesten de stad belegeren. Ze bouwden belegerings-torens tegen de muur om er overheen te klimmen. De moslims in de stad bereidden zich voor op de aanval. Uiteindelijk verrasten de christenen de moslims door een toren plotseling te verplaatsen. Daardoor konden de kruisvaarders Jeruzalem bevrijden.
Na die eerste kruistocht was het weer veilig om naar Jeruzalem te gaan. Er reisden veel pelgrims naar toe. Maar de moslims wilden graag weer de baas zijn over het Heilige Land en Jeruzalem. In 1187 veroverde de moslimvorst Saladin Jeruzalem opnieuw. Hij vond het goed dat er pelgrims bleven komen. Er kwamen nog acht kruistochten om te proberen om Jeruzalem te heroveren. Dat lukte steeds niet. Na tweehonderd jaar hielden de kruistochten op. Steeds minder christenen wilden eraan mee doen. Ze wilden niet meer vechten voor hun geloof. Zo verdwenen de kruisvaarders uit het Heilige Land. Maar de pelgrims bleven komen.