Revoluties
Revoluties zijn grote veranderingen in korte tijd. Ze ontstaan vaak door slechte leefomstandigheden. Dan komen mensen in opstand tegen de mensen die de macht hebben. Nederland is door zo'n opstand ontstaan, net als de Verenigde Staten en veel andere landen.
Vroeger hoorde Nederland bij het Spaanse rijk. Filips de Tweede, de Spaanse koning, wilde één godsdienst: het rooms-katholieke geloof. In de Nederlanden werd een groot aantal mensen echter protestant. Filips de Tweede liet protestanten streng straffen. Veel Nederlanders waren het daar niet mee eens. In 1568 kwamen ze in opstand tegen de strenge koning. In 1579 spraken de opstandelingen af om een eigen land te vormen, zonder koning. Ze noemen het de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1648 kwam er vrede met Spanje. Toen werd ons land een vrij land, zonder koning. Dat was in die tijd heel bijzonder.
© Rijksmuseum, Amsterdam
De leider van de opstand tegen Spanje was Willem van Oranje.
Grote veranderingen
In Noord-Amerika lagen vroeger dertien Engelse kolonies. De inwoners van de kolonies moesten belasting betalen aan Engeland, maar kregen daar niets voor terug. In 1773 kwamen ze in opstand. Ze wilden niet langer bij Engeland horen en noemden hun land de Verenigde Staten van Amerika. Deze Amerikanen wilden geen koning meer en kozen voortaan zelf hun regering. Ze stelden een grondwet op. Door deze revolutie werden de Verenigde Staten het eerste land met een moderne democratie.
Rond diezelfde tijd leefde de Franse koning Lodewijk de Zestiende in grote luxe. De meeste Fransen leefden echter in grote armoede. Tegelijkertijd moesten ze steeds meer belasting betalen. Op 14 juli 1789 ontstond er in Parijs een opstand tegen de koning. Al gauw verspreidde de opstand zich over heel Frankrijk. Er kwam een parlement, waarin mensen zaten die door het volk werden gekozen. Ook kwam er een grondwet. Volgens deze wet was voortaan iedereen gelijk. In 1792 schaften de Fransen het koningschap af. Lodewijk de Zestiende en zijn vrouw kregen de doodstraf.
© Egbert Koopmans, 's-Hertogenbosch
Parijse vrouwen trekken naar het paleis van Lodewijk de Zestiende. Ze willen dat hij komt kijken naar de hongersnood in de stad.
In 1917 begon de Russische Revolutie. Arbeiders in Sint-Petersburg demonstreerden tegen armoede en honger. De Russische tsaar, een soort koning, stuurde het leger op hen af, maar de soldaten kozen de kant van het volk. De tsaar moest afstand doen van de troon. De revolutie bracht veel geweld in Rusland. Verschillende groepen mensen vochten tegen elkaar. Uiteindelijk wonnen de communisten, onder leiding van Lenin. Hij werd de nieuwe leider van Rusland. Door de Russische Revolutie kwam er een eind aan de macht van de adel. Het gewone volk kreeg het beter, de hongersnood verdween.
Ook uitvindingen kunnen voor een revolutie zorgen. Door de stoommachine veranderde er rond 1800 enorm veel. Steeds meer machines werden voortaan aangedreven door stoomkracht. Overal in Engeland werden fabrieken gebouwd. Daarmee begon de industriële revolutie. Vòòr de uitvinding van de stoommachine werkten veel mensen op het land, in werkplaatsen of thuis in een kamer. Maar de stoommachine kon sneller en goedkoper werken dan mensen. Die kwamen zonder werk te zitten en werden arbeider in een fabriek. Ook veel vrouwen en kinderen gingen er werken. In ons land begon de industriële revolutie pas rond 1850.
Met de komst van de computer begon aan het eind van de vorige eeuw de digitale revolutie. Het werk van veel mensen is hierdoor erg veranderd. We kunnen niet meer zonder computers.