Vliegtuigen
Leonardo da Vinci leefde van 1452 tot 1519. Hij tekende voertuigen die al veel leken op de vliegtuigen en helikopters van vandaag. Toch duurde het tot ongeveer 1900 voordat het eerste vliegtuig de lucht in ging. De gebroeders Wright vlogen met hun zelfgemaakte vliegtuig 50 meter. Niet ver dus. Pas in 1927 lukte het Charles Lindbergh om van New York naar Parijs te vliegen, helemaal de Atlantische oceaan over. Hij deed daar 33 uur over. Tegenwoordig kan dat, in een snel vliegtuig, in minder dan vier uur.
Lindberghs vliegtuig leek op dit toestel, alleen had zijn vliegtuig maar één motor.
Hoe werkt dat nou?
In een Boeing 747 is plaats voor 500 passagiers. Die mensen mogen allemaal flink wat koffers meenemen. Er gaat ook nog 200.000 liter vliegtuigbrandstof mee. Brandstof voor een vliegtuig heet kerosine. Dat is flink zwaar, alles bij elkaar. En dan nog het vliegtuig zelf. Wat zal dat wel niet wegen? En die hele vracht moet dan de lucht in. Hoe kan dat toch? Dat heeft alles te maken met vorm en snelheid. Als het vliegtuig gaat rijden, stroomt er lucht langs de vleugels. Als het vliegtuig voldoende vaart heeft, duwt de lucht de vleugels omhoog. Dan komt het vliegtuig los van de grond en stijgt op.
Een Boeing 747 is ruim 70 meter lang. Een Boeing 747 wordt ook wel Jumbojet genoemd.
Grote, snelle vliegtuigen hebben straalmotoren. Ze maken snelheid door hete, samengeperste lucht naar buiten te blazen. Vroeger hadden alle vliegtuigen motoren met propellers. De propeller 'schroeft' zich door de lucht, net als een schroef door hout. Dat geeft het vliegtuig snelheid. Tegenwoordig zie je alleen op kleine sportvliegtuigjes nog motoren met propellers. Zweefvliegtuigen hebben helemaal geen motor. Een groter vliegtuig sleept ze aan een kabel omhoog. Eenmaal in de lucht wordt de kabel losgemaakt. Het zweefvliegtuig glijdt dan op de lucht. Er kunnen hooguit twee mensen in een zweefvliegtuig, anders wordt het te zwaar.
De vleugels van een zweefvliegtuig zijn heel lang en breed. Zo blijven ze goed op de lucht liggen.
Een vliegtuig wordt bestuurd door een piloot. In een passagiersvliegtuig werken ook stewards en stewardessen. Zij zorgen ervoor dat de passagiers zich prettig voelen. Ze leggen voordat het vliegtuig vertrekt uit hoe de reddingsvesten werken. Verder brengen ze eten en drinken rond. Ze kalmeren ook reizigers die een beetje bang zijn. Want veel mensen hebben vliegangst. Ze vinden het eng dat zo'n groot, zwaar vliegtuig zo hoog door de lucht vliegt. Ze zijn bang dat dat eigenlijk helemaal niet kan en dat ze neer zullen storten. Toch is vliegen veiliger dan een ritje met de auto.
Vliegen is veiliger dan autorijden. Toch zijn veel mensen bang om te vliegen.