Werken in de dierentuin

In een dierentuin leven dieren uit allerlei landen. Al die dieren moeten goed verzorgd worden. Elke dierenverzorger zorgt weer voor een andere groep dieren. De een zorgt voor de apen, de ander voor de leeuwen of voor de vogels. Ze geven de dieren eten, maken hun verblijf schoon. En ze letten goed op of ze nog gezond zijn. Is een dier ziek of gedraagt het zich anders? Dan halen ze de dierenarts erbij.

De dierenarts

De dierenarts maakt zieke dieren beter. Soms is een medicijn genoeg, soms is een operatie nodig. Dat gebeurt meestal in de operatiekamer. Jonge dieren krijgen een inenting. Zo blijven ze gezond. Ook krijgen ze een chip. Daarop staan gegevens, zoals: wanneer is het dier geboren en wie zijn zijn ouders.

De bioloog

De bioloog weet veel over dieren en de natuur. Hij bedenkt hoe het verblijf van de dieren eruit moet zien. Hij zorgt dat het lijkt op de plek waar de dieren in het wild leven. Hij bedenkt wat nodig is om het veilig te houden. Waar moet bijvoorbeeld schrikdraad komen? Ook maakt hij een plan dat ervoor zorgt dat er genoeg jonge dieren worden geboren. Dat heet een fokprogramma. Soms is het dan nodig dat een mannetje of vrouwtje uit een ander land naar de dierentuin komt. En soms moet een dier verhuizen. Iedereen helpt daarbij. 

 

Het verblijf van de dieren lijkt op de plek waar de dieren in het wild leven. 

Nog meer beroepen

Er werken nog veel meer mensen in de dierentuin. De directeur regelt alles zodat iedereen zijn werk goed kan doen. De tuinman zorgt voor de planten. En de kok? Die zorgt dat er wat lekkers te eten is voor als de bezoekers trek hebben gekregen.