Zo word je dierenverzorger
Als je geïnteresseerd bent in dieren en goed met ze kunt omgaan, kun je dierenverzorger worden. Bijvoorbeeld in een dierentuin, in een asiel of op een kinderboerderij. Een dierenverzorger geeft de dieren voedsel en een schoon hok. Ook verzorgt hij hun lijf en let op hoe ze zich gedragen. Hij kan aan hun gedrag vaak zien of ze zich wel of niet lekker voelen. Als hij denkt dat ze ziek zijn, belt hij de dierenarts.
Een dierenverzorger moet hard werken. Het grootste deel van de tijd is hij bezig met schoonmaken, want in een vies hok wordt een dier ziek. De dierenverzorger maakt kooien schoon, ruimt de poep op en geeft de dieren eten. Hij sjouwt de hele dag. Ook werk je met allerlei verschillende mensen samen bij de verzorging van de dieren. Je moet dus ook goed met mensen kunnen omgaan. Het vak van dierenverzorger leer je vooral door het te doen.
Een dierenverzorger in de dierentuin.
Alleskunners
Als dierenverzorger moet je van alles kunnen. Je werkt vaak in een team. Omdat je niet allemaal tegelijk werkt, moet iedereen toch alle bijzonderheden en opvallende dingen van de dieren weten. Daarom houden dierenverzorgers een dierendagboek bij. Als iemand met zijn werk begint, leest hij eerst wat zijn collega's er de vorige dag in hebben geschreven.
Wanneer een dierenverzorger denkt dat een dier ziek is, laat hij de dierenarts komen. Die doet dan een onderzoek. Bij ziekte krijgt het dier medicijnen of wordt het geopereerd. Vaak is de dierenverzorger zelf ook aanwezig bij een operatie, want hij kent het dier het best.
De dierenverzorger heeft dikwijls ook te maken met allerlei apparaten, zoals een ventilator voor frisse lucht of een waterfilter voor de vijver. Hij moet zulke apparaten kunnen bedienen.
Het werk van een dierenverzorger in een dierenasiel is anders dan het werk in een dierentuin. In een asiel worden dieren gebracht waarvan het baasje niet meer voor ze kan of wil zorgen. De dierenverzorger van het asiel kijkt 's morgens eerst in de nachtopvang. Daar zitten de dieren die medewerkers van de dierenambulance 's nachts gevonden hebben. Ook in een dierenasiel besteden de verzorgers de meeste tijd aan het schoonmaken van de dierenverblijven en letten ze steeds op de dieren.
De nachtopvang.
Als je dierenverzorger wilt worden, moet je gevoel voor dieren hebben en goed met ze om kunnen gaan. Je moet niet bang zijn voor zieke en dode dieren. Ook is het belangrijk dat je kunt samenwerken. En als je het leuk vindt om over dieren te vertellen, kun je misschien later rondleidingen verzorgen. Tot slot moet je een goede conditie hebben, want je loopt en staat de hele dag.
Als je dierenverzorger wilt worden, ga je naar het vmbo-groen. In het derde en vierde jaar kies je dan de richting dierverzorging. Na het vierde jaar ben je assistent-dierenverzorger en ga je een stage doen in de praktijk. Je werkt dan onder begeleiding bijvoorbeeld op een kinderboerderij, in een dierenwinkel, asiel, dierenpension, kennel, dierentuin of manege.
De meeste leerlingen leren nog verder. Ze gaan naar het mbo-groen of een ROC (Regionaal Opleidingen Centrum). Je leert dan voor medewerker dierverzorging of dierenartsassistent. Dan kun je werken in een praktijk bij een dierenarts of bij een proefdierencentrum, waar testen met dieren worden gedaan voor de wetenschap.